Wetsvoorstel op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gewijzigd

De regering heeft vandaag de nota naar aanleiding van het verslag betreffende het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten naar de Tweede Kamer gestuurd.

In de nota worden de vragen beantwoord die de Tweede Kamer heeft gesteld na de indiening van dit wetsvoorstel in 1998. Bij het antwoord van de regering is een nota van wijziging gevoegd. Daarin worden verschillende wijzigingen in het wetsvoorstel voorgesteld. De wijzigingen zijn zowel technisch als inhoudelijk van aard.

Een belangrijke wijziging betreft de introductie van het begrip `nationale veiligheid' in de taakomschrijving van de BVD en de MID. Dit begrip geeft de taak van de diensten beter weer en het bakent de taak preciezer af. De introductie van deze term houdt verband met de herziening van bepalingen in de Grondwet en sluit aan bij het begrippenkader in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Een andere ingrijpende wijziging betreft de invoering van een verplichting voor de BVD en de MID om na een bepaalde tijd uit eigen beweging aan een betrokkene verslag uit te brengen van het gebruik van een bepaalde bijzondere bevoegdheid, zoals de bevoegdheid om gesprekken of telecommunicatie af te luisteren. Verder wordt beroep in twee instanties tegen besluiten op inzageverzoeken vervangen door beroep in eerste en enige instantie bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Ook zijn enkele wijzigingen aangebracht die ertoe strekken de onafhankelijkheid van de Commissie van Toezicht nog meer te garanderen en de invloed van de Tweede Kamer te vergroten.

Met deze wijzigingen wordt tegemoet gekomen aan de terzake geuite kritiek vanuit de Tweede Kamer.