Toelichting bij AIVD-jaarverslag 2002

Spreektekst van S.J. van Hulst, hoofd van de AIVD, tijdens de persconferentie op 29 april 2003.

"Minister Remkes heeft vanmorgen het jaarverslag naar de Tweede Kamer gezonden. Het is het eerste verplichte jaarverslag op basis van de nieuwe wet. De nieuwe wet leverde ons ook een nieuwe naam: AIVD. De vele malen dat de AIVD breed in de media aan bod is geweest heeft tenminste één voordeel gehad: een dure campagne voor naamsbekendheid kon achterwege blijven, waarvoor dank!

De AIVD kent een breed spectrum aan taken en aandachtsvelden; deze komen vanzelfsprekend allemaal aan bod in het jaarverslag. Bij de klassieke taken is natuurlijk het voorkomen en bestrijden van terrorisme een allereerste prioriteit. Onveranderd blijft de noodzaak om ook aandacht te besteden aan zaken als:

  • contraspionage, waarbij aandacht nodig blijft voor activiteiten van Russische inlichtingendiensten, maar eveneens bijvoorbeeld de Libische, Iraanse en Chinese.
  • politiek gewelddadig activisme, waarbij de gewelddadigheden van dierenrechtenactivisten toe lijken te nemen, evenals de internationale samenwerking met name met de Britse organisatie Stop Huntingdon Animal Cruelty.
  • het tegengaan van proliferatie van massavernietigingswapens.

2002 was een roerig jaar, zeker ook voor de AIVD. De groeiende druk van de dreiging van het terrorisme, maar zeker ook de dodelijke aanslag op Pim Fortuyn, de vele bedreigingen aan het adres van politici en de aanloop van de Irakcrisis. Dat al heeft geleid tot een toegenomen zorg bij de samenleving en bestuur en politiek over veiligheidsvraagstukken. Men verwacht hierbij veel van de AIVD. Wij zijn ons dat zeer bewust en zullen ons maximaal inzetten. Soms bestaat er evenwel een overtrokken verwachting van onze mogelijkheden. Noodzakelijke scherpe prioritering bij de keuze van ons werkterrein, als ook de grenzen van onze wettelijke bevoegdheden stellen nu eenmaal paal en perk aan de verwachtingen die wij kunnen waarmaken. Gelukkig maar!

Graag wil ik een aantal opmerkingen maken over het voorkomen en bestrijden van terrorisme. Nu anderhalf jaar na de vreselijke aanslag van 11 september, kan een eerste, voorzichtige balans worden opgemaakt.

De conclusie kan geen andere zijn dan dat het islamistisch terrorisme nog immer een ernstige bedreiging vormt voor de internationale veiligheid, dus ook voor West-Europa en Nederland.

Er is geen enkele aanwijzing voor de termijn waarop die dreiging zou kunnen afnemen. Feitelijk moeten we erkennen dat de dreiging van islamistisch terrorisme voor jaren deel zal uitmaken van onze samenleving.

Zeker is dat aan het terrorisme belangrijke slagen zijn toegebracht, zo zijn er terroristische cellen opgerold, belangrijke leiders gearresteerd, aanslagen voorkomen en financiële middelen bevroren.

Maar tegenover deze betrekkelijke successen staan ook verliesposten: de anti-westerse en met name anti-Amerikaanse gevoelens onder aanzienlijke delen van de wereld moslimgemeenschap is gegroeid. Er is sprake van radicalisering in kleine delen van de moslimgemeenschap in West-Europa.

Door het succesvol rekruteren voor de jihad van jonge moslims in West-Europese landen komt de dreiging niet meer alleen van buiten Europa, maar bevindt die zich er ook binnen.

Het voorkomen en bestrijden van terrorisme is een zware opgave. De netwerken zijn wereldwijd ondoorzichtig, fluïde en kennen vele gelegenheidscoalities. Soms wordt gebruik gemaakt van hypermoderne vormen van communicatie, er bestaat in toenemende mate interesse en kennis van biologische en chemische strijdmiddelen. Delen van deze netwerken gaan steeds meer autonoom opereren, los van de nationale of politiek-religieuze oorsprong, voorzien zelf in financiële middelen middels criminaliteit, soms zelfs op bekende terreinen als drugs en wapens.

Het doorgronden van hun wisselende modus operandi en het binnendringen in hun kleine, afgesloten gemeenschappen gebaseerd op gemeenschappelijke ervaringen en persoonlijke relaties is een hels karwei.

In Nederland hebben we daarbij gekozen voor een zogenaamd brede benadering. Dat betekent dat niet alleen aandacht is voor de full prof terrorist, maar ook voor radicaliseringprocessen die aan terrorisme vooraf gaan, en aan processen die integratie van minderheden of de cohesie van de samenleving onder druk zetten. De rol van sommige moskeeën of bijzondere stichtingen is in het geding, financieringsstromen en aan geweld of terrorisme ondersteunende activiteiten van radicale moslims.

Een brede benadering impliceert ook een sterke samenwerking met politie, justitie, openbaar bestuur en diverse departementen. Vanzelfsprekend is ook de internationale samenwerking van groot belang en op dit vlak heeft de AIVD ook de nodige initiatieven ontplooid.

Dit al heeft in 2002 geleid tot nogal wat aanhoudingen, het verhinderen van de uitreis van jonge jihadstrijders, het blootleggen van financieringsstructuren en het operationeel zicht krijgen op verdachte netwerken.

Ik rond af met vast te stellen dat wel eens wordt gesuggereerd dat Nederland te tolerant zou zijn, te weinig alert of succesvol. Dank zij het werk van velen, is het tegendeel het geval lijkt mij."